Vervuilde huishoudens
Adviezen
Inleiding
Kernaanbevelingen
De adviezen in deze handreiking zijn gebaseerd op de resultaten van de wetenschappelijke literatuur (wetenschappelijke kennis), grijze literatuur, focusgroepen en input uit de werkgroep (praktijkkennis). Omdat er weinig wetenschappelijke kennis voorhanden was, zijn veel adviezen grotendeels gebaseerd op praktijkkennis. Bij iedere vraag zijn de resultaten uit de literatuur en de focusgroepen door de werkgroep besproken en gewogen op relevantie en toepasbaarheid, waarna de adviezen zijn geformuleerd.
Oorzaken en risicofactoren
In de grijze literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen een vervuild huishouden (squalor), een verzamelstoornis (hoarding disorder), zelfverwaarlozing (self-neglect) en diogenes syndroom.
Neem kennis van de mogelijke oorzaken en risicofactoren van vervuilde huishoudens en zelfverwaarlozing:
Bij een vervuild huishouden zijn dit: een psychiatrische aandoening, middelenmisbruik (zoals alcohol en/of drugs) en/of een verstandelijke beperking, de ziekte van Alzheimer, niet-aangeboren hersenletsel, een vasculaire cognitieve aandoening, fronto-temporale dementie, en/of een lichamelijke beperking. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn het verlies van een partner, verwaarlozing of mishandeling, rolverdeling (komt meer voor bij mannen), en het ooit hebben gehad van een vervuild huishouden.
Bij zelfverwaarlozing zijn dit: man zijn, lage sociaaleconomische situatie, cognitieve en lichamelijke beperkingen, depressie, alleen wonen en het hebben van een klein sociaal netwerk.
Signaleren
Gevalideerde instrumenten voor de (vroeg)signalering en het vaststellen van de mate van vervuiling of verzamelen ontbreken vooralsnog. Vanuit de goede ervaringen in de praktijk worden enkele hulpmiddelen en handvatten in deze handreiking (toch) beschikbaar gemaakt.
Om de mate van vervuiling en de daarop volgende manier van handelen te bepalen (zelf aan de slag, melden of direct opschalen) kan gebruik worden gemaakt van de Screening Woonhygiënische Problematiek van de gemeente Utrecht (zie 4.3).
Bij het (vermoeden van) een verzamelstoornis kan onder meer de Clutter Image Rating gebruikt worden als hulpmiddel (zie 4.3).
De Screening Woonhygiënische Problematiek en de Clutter Image Rating kunnen ook gebruikt worden voor onderlinge professionele communicatie en communicatie met cliënten. Hierbij moet het vinden van een oplossing voor het zorgprobleem van de cliënt het uitgangspunt zijn. Het gesprek met de cliënt en het in beeld brengen van diens situatie, dient als ingang.
Veilige zorg
Voer de Arbocheck Verpleging en Verzorging en Arbocatalogus VVT uit om te bepalen of er bij een cliënt veilig, gezond en hygiënisch gewerkt kan worden. Deze Arborichtlijnen kunnen worden ingezet als handvat om het gesprek met de cliënt aan te gaan en/of om een cliënt in beweging te krijgen.
Maak vroegtijdig afspraken met andere (specialistische) hulpverleners over welke handelingen wel en niet kunnen worden verricht en over de rolverdeling tussen hulpverleners.
Stappen bij vervuild huishouden
Doorloop de volgende stappen om af te wegen of ingrijpen bij cliënten in een vervuild huishouden gerechtvaardigd is:
- Stap 1. Onderzoek het signaal. Breng de situatie en mogelijke risico’s in kaart. Gebruik hierbij een basaal screeningsinstrument zoals de Screening Woonhygiënische Problematiek van de gemeente Utrecht (zie 4. Signaleren).
- Stap 2. Bespreek de situatie met de cliënt. Leg uit dat je je zorgen maakt over zijn of haar gezondheid en veiligheid en dat je het nodig vindt om iets aan de situatie te doen. Leg ook uit dat het voor jou als hulpverlener moeilijk is om in deze situatie te werken.
- Stap 3. Zoek zo snel mogelijk hulp bij behoefte aan advies of ondersteuning. Dit kan bijvoorbeeld een collega/aandachtsfunctionaris uit een ander team zijn, iemand van de GGD of de GGZ. Informeer de cliënt hierover.
- Stap 4. Analyseer de situatie met de cliënt en bespreek mogelijke oplossingen. Probeer met de cliënt tot een compromis te komen en ga dat uitproberen. Spreek met de cliënt af dat als er geen verandering komt, je genoodzaakt bent om actie te ondernemen. Leg deze afspraak vast in een (informeel) document, opname telefoon etc.
- Stap 5. Maak een afweging van de situatie als de cliënt niet wil meewerken. Gebruik hierbij overwegingen als noodzakelijkheid (is handelen echt nodig), doelmatigheid (draagt handelen bij aan het verbeteren van de situatie en het verminderen van risico’s), proportionaliteit (is het handelen in verhouding tot de risico’s die kunnen optreden) en subsidiariteit (is de manier waarop wordt gehandeld de minst ingrijpende voor de cliënt).
Betrekken cliënten en naasten
Om cliënten en naasten te betrekken bij het proces, is een juiste bejegening cruciaal. Concrete adviezen zijn:
- Toon oprechte interesse, respect en betrokkenheid voor de eigenheid van de cliënt. Zet in op een vertrouwensrelatie met de cliënt en heb geduld als het niet meteen lukt om de cliënt te betrekken;
- Wees je bewust van cultuurverschillen, overweeg bij taalbarrières de inzet van een tolk;
- Oordeel niet in de omgang met cliënten en naasten, benoem alleen wat je ziet;
- Betrek cliënten en naasten zoveel mogelijk bij alle stappen die je zet;
- Wees open en transparant in wat je doet, in wat je zegt en bespreek om welke redenen je keuzes maakt;
- Informeer of de cliënt het goed vindt dat er bij een volgend huisbezoek een gespecialiseerd hulpverlener, GGD medewerker of ervaringsdeskundige aanwezig is;
- Probeer bij het opruimen of schoonmaken om niet alles in één keer aan te pakken maar het op te delen in kleinere onderdelen;
- Geef de cliënt zoveel mogelijk de regie over het schoonmaken en opruimen van de spullen door de stappen en doelen voor de cliënt zoveel mogelijk te concretiseren (bijv. lijstje schoonmaakspullen opstellen) en samen een begin te maken met het schoonmaken en opruimen;
- Wees je bewust van de schaamte en (zelf)stigma bij de cliënt. Besef dat cliënten veel emotionele waarde kunnen hechten aan de verzamelde spullen, hoewel die op het eerste gezicht misschien niet zo bijzonder lijken te zijn. Ervaringsdeskundigen kunnen een belangrijke steun en/of voorbeeld zijn voor de cliënt.
Samenwerking professionals
Stem de eigen werkzaamheden af met collega’s en andere professionals, deel kennis/informatie met elkaar (korte lijntjes), neem gezamenlijke verantwoordelijkheid, en overleg (multidisciplinair) over visie en werkzaamheden. De betrokken organisaties moeten dit faciliteren.
Meld problemen in de zorg tijdig (anoniem op cliëntniveau) en betrek anderen bij lastige casussen.
Maak samenwerkingsafspraken met andere professionals over: signaleren; rolverdeling (flowchart); mandaat; regie, overdracht en doorverwijzing; nazorg, vinger-aan-de-pols en terugvalpreventie; en informatie-uitwisseling.
Spreek verwachtingen uit naar elkaar: wat kan de ander bijdragen en wanneer kan de ander ingrijpen en wanneer niet?
Inleiding
Aanleiding
Het NIVEL heeft in 2021 een knelpuntenanalyse uitgevoerd naar vervuilde huishoudens en het werk van verpleegkundigen en verzorgenden in de wijkverpleging . Daaruit blijkt dat er knelpunten zijn rondom zorginhoudelijke vraagstukken, gebrek aan kennis en organisatorische vraagstukken. Onder een vervuild huishouden wordt verstaan een woning met problematische hygiëne. Dit levert o.a. infectiegevaar op voor de betreffende bewoner zelf, maar ook voor betrokken (zorg)professionals. Ook kan er gevaar zijn voor buurtbewoners, bijvoorbeeld bij een brandgevaarlijke situatie. Als de veiligheid in gevaar is, moet er worden ingegrepen. Maar ook als er niet direct een veiligheidsdreiging is, kan het voor de zorgverleners lastig zijn de benodigde zorg te bieden. Zij vinden de zorg en ondersteuning van cliënten in een vervuild huishouden ingewikkeld.
Soms ontstaat een vervuild huishouden doordat de bewoner tijdelijk niet in staat is zorg te dragen voor het huishouden, bijvoorbeeld wegens ziekte of verlies van een dierbare. In zo’n geval is de vervuiling vaak beperkt en relatief eenvoudig met extra ondersteuning op te lossen .
Bij een vervuild huishouden kan er ook sprake zijn van een psychiatrische aandoening, zoals een psychotische aandoening of depressie. Door verwardheid, inactiviteit of onverschilligheid kan de persoon het huishouden verwaarlozen. Hoarding of verzamelstoornis is ook een veel voorkomende oorzaak van een vervuild huishouden. Bij een verzamelstoornis is sprake van een pathologische moeite om spullen weg te doen, in een zodanige mate dat woonruimten niet of nauwelijks meer te gebruiken zijn. Soms zijn huizen (vrijwel) onbewoonbaar door de grote hoeveelheid spullen, Dat is moeilijk schoon te maken en te houden, waardoor er een grotere kans is op vervuiling. Ook de woonveiligheid komt in het gedrang, o.a. door het risico op gezondheidsklachten, val- en brandgevaar, stankoverlast, aantrekken van ongedierte, etc. waardoor er een grotere kans is op vervuiling.
Doel
Het doel van dit project is het ontwikkelen van een handreiking voor verzorgenden, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten die ambulante zorg verlenen aan mensen met een vervuild huishouden. De handreiking rust verpleegkundig specialisten, verpleegkundigen en verzorgenden toe met handvatten, kennis en vaardigheden om het zorginhoudelijk handelen te onderbouwen.
Op basis van de knelpuntenanalyse zijn de volgende vragen geformuleerd:
1a. Wat zijn mogelijke oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden?
1b. Hoe kan deze kennis beschikbaar worden gesteld aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten?
2a. Hoe kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten een vervuild huishouden (vroeg)signaleren en de mate van vervuiling vaststellen?
2b. Welke handvatten en hulpmiddelen kunnen hen hierin ondersteunen?
3a. Welke typen (verpleegkundige) handelingen kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten wel of niet verrichten in een bepaalde situatie ?
3b. Hoe kunnen zij bepalen of de zorg veilig genoeg is voor henzelf en cliënten?
4a. Welke stappen kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten doorlopen in de afweging wanneer handelen bij cliënten in een vervuild huishouden gerechtvaardigd is en wanneer niet?
4b. Hoe kunnen zij cliënten en naasten meenemen in dit afwegingsproces?
5a. Wat is nodig om de samenwerking tussen verpleegkundigen/verzorgenden/verpleegkundig specialisten onderling (binnen het team, de organisatie) en met andere professionals te verbeteren?
5b. Over welke onderwerpen moeten zij samenwerkingsafspraken maken met andere professionals en organisaties (bijv. rolverdeling, regie, informatieoverdracht)?
Doelgroep
Beoogde gebruikers
Beoogde gebruikers zijn verzorgenden, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten die ambulante zorg verlenen aan mensen met een vervuild huishouden. Zij zijn werkzaam in diverse settingen, zoals bijvoorbeeld wijkteams, thuiszorgteams, ambulante en acute ggz of verslavingszorg, GGD/vangnet- en adviesteam, extramurale verpleeghuiszorg, bemoeizorgteams, huisartsenpraktijken. De handreiking rust deze professionals toe met handvatten, kennis en vaardigheden om het zorginhoudelijk handelen te onderbouwen en vorm te geven.
Doelpopulatie
Doelpopulatie zijn mensen met een vervuild huishouden, dat wil zeggen een woning met problematische hygiëne en/of problematische verzameldrang.
Omgeving
Bij de beantwoording van de vragen sluiten we aan bij reeds ontwikkelde kwaliteitsstandaarden, zoals de richtlijn Zorgmijding in de eerste lijn en de zorgstandaard Dementie. Ook maken we gebruik van protocollen, handreikingen, beschrijvingen aanpak, zoals: Handboek Amsterdamse Aanpak Ernstige Woningvervuiling, 2019; Protocol ‘problematische woonhygiëne Groningen’. GGD Groningen, 2017; Protocol Hygiënische woonproblemen. Gemeente Leeuwarden, 2014; Handreiking en stroomschema Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg. GGD GHOR, KNMG en GGZ Nederland, 2014; Arbeidshygiënische strategie Biologische Agentia. A+O VVT, 2019; Cursus Aanpak vervuiling en hoarding van de RINO groep; Leermodule ‘omgaan met zelfverwaarlozing en autonomie’ Nurse Academy Ouderen- en thuiszorg, 2015.
Publicatiedatum en herziening
Uiterlijk in 2029 bepaalt het bestuur van V&VN in samenspraak met betrokken partijen of de zorgstandaard nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de standaard te herzien. De geldigheid komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten. V&VN is als eigenaar van deze standaard de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van de standaard. Andere beroepsverenigingen en wetenschappelijke verenigingen of gebruikers delen deze verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen.
Oorzaken en risicofactoren
Uitgangsvraag
a. Wat zijn mogelijke oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden?
b. Hoe kan deze kennis beschikbaar worden gesteld aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten?
Inleiding
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten hebben moeite om oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden te herkennen. Voor cliënten is dit nadelig omdat zorg hierdoor uitblijft en hun problemen hierdoor nog hoger kunnen oplopen. Dit leidde tot de formulering van de volgende vraag:
1a. Wat zijn mogelijke oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden?
1b. Hoe kan deze kennis beschikbaar worden gesteld aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten?
In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen een vervuild huishouden (squalor), een verzamelstoornis (hoarding disorder), zelfverwaarlozing (self-neglect) en diogenes syndroom. Een verzamelstoornis is een psychiatrische aandoening met eigen symptomen, diagnostische criteria, oorzaken en behandelmogelijkheden. Een vervuild huishouden is een toestand waar verschillende psychiatrische, (psycho)geriatrische en/of somatische aandoeningen aan ten grondslag kunnen liggen. Het diogenes syndroom is een containerbegrip dat verschillende diagnoses kan bevatten. Het gaat om een combinatie van zelfverwaarlozing, verzameldrang en een vervuild huishouden, vaak in combinatie met een opvallend gebrek aan ziektebesef en -inzicht.
Doel en doelgroep
Beoogde gebruikers
Beoogde gebruikers zijn verzorgenden, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten die ambulante zorg verlenen aan mensen met een vervuild huishouden. Zij kunnen werkzaam zijn in diverse settings, zoals wijkteams, thuiszorgteams, ambulante en acute ggz of verslavingszorg, GGD/vangnet- en adviesteam, extramurale verpleeghuiszorg, bemoeizorgteams of huisartsenpraktijken.
Populatie
Doelpopulatie zijn mensen met een vervuild huishouden, dat wil zeggen een woning met problematische hygiëne, en/of problematische verzameldrang.
Adviezen
Voor verpleegkundigen, verzorgenden, verpleegkundig specialisten
In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen een vervuild huishouden (squalor), een verzamelstoornis (hoarding), zelfverwaarlozing (self-neglect) en diogenes syndroom.
Neem kennis van de mogelijke oorzaken en risicofactoren van vervuilde huishoudens en zelfverwaarlozing:
Bij een vervuild huishouden zijn dit: een psychiatrische aandoening, middelenmisbruik (zoals alcohol en/of drugs) en/of een verstandelijke beperking, de ziekte van Alzheimer, niet-aangeboren hersenletsel, een vasculaire cognitieve aandoening, fronto-temporale dementie, en/of een lichamelijke beperking. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn het verlies van een partner, verwaarlozing of mishandeling, rolverdeling (komt meer voor bij mannen), en het ooit hebben gehad van een vervuild huishouden.
Bij zelfverwaarlozing zijn dit: man zijn, lage sociaaleconomische status, cognitieve en lichamelijke beperkingen, depressie, alleen wonen en het hebben van een klein sociaal netwerk.
Voor managers en beleidsmakers
Stel kennis over mogelijke oorzaken en risicofactoren van vervuilde huishoudens laagdrempelig beschikbaar aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten door middel van een folder of website. Belangrijk hierbij is dat de toon respectvol en niet veroordelend is en dat praktische handvatten worden geboden voor wat een professional kan doen en waar consultaties kunnen plaatsvinden.
Stimuleer het onder de aandacht brengen van het thema vervuilde huishoudens, bijvoorbeeld door het te bespreken binnen teamoverleggenen en door het verspreiden van deze handreiking.
Overwegingen
Kwaliteit van bewijs
Omdat het om kwalitatieve studies en narratieve reviews gaat, was het niet mogelijk om de kwaliteit van bewijs door middel van GRADE vast te stellen. Wel zijn de geïncludeerde studies beoordeeld op de mate waarin risico op bias aanwezig is. De narratieve reviews zijn beoordeeld met AMSTAR en de kwalitatieve studie met CASP (voor de uitkomsten zie bijlage 6). De review van Yu (2021) omvatte 19 studies waarbij het hoofdzakelijk cross-sectioneel onderzoek betrof, enkele case-control studies en één cohort studie. In de review van Chia (2021) zijn 39 studies meegenomen. Het betrof hier voornamelijk correlationeel onderzoek, (niet gerandomiseerde) groepsvergelijkingen en kwalitatieve studies. De kwaliteit van de met AMSTAR beoordeelde reviews van Yu (2021) en Chia (2021) bleek in beide gevallen zeer laag te zijn. De kans op bias in de gerapporteerde resultaten is hiermee hoog. De studie van Winterstein (2016) komt goed uit de CASP beoordeling en levert daarmee resultaten waarbij de kans op bias – gegeven het type onderzoek – relatief laag is.
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Uit de studies blijkt dat risicofactoren voor zelfverwaarlozing bij ouderen zijn onder te verdelen in sociodemografische factoren, zoals het mannelijk geslacht en lage sociaaleconomische status. Gezondheid gerelateerde risicofactoren zijn bijvoorbeeld cognitieve en fysieke beperkingen. Een psychologische risicofactor is depressie. Daarnaast zijn er ook nog een aantal risicofactoren in de sociale context, zoals alleen wonen en een beperkt of afwezig sociaal netwerk . Verder blijkt dat er een sterke relatie wordt ervaren tussen een oudere leeftijd en zelfverwaarlozing . De vermindering van de gezondheid, zoals cognitieve achteruitgang en depressie, wordt als oorzaak gezien van het verwaarlozen. Verder blijkt dat onveilige hechting leidt tot een verhoogde mate van psychopathologie in het algemeen, en een risicofactor kan zijn voor het ontwikkelen van een verzamelstoornis .
Cliëntenperspectief
De cliëntvertegenwoordigers uit de werkgroep geven aan dat psychische problemen en een rommelige of vervuilde omgeving elkaar versterken. Volgens hen is er sprake van een vicieuze cirkel: mensen die chaos in hun hoofd ervaren, hebben vaak ook chaos in hun (leef) omgeving wat weer meer chaos in het hoofd geeft, et cetera Bij deze mensen is vaak sprake van een kleine draagkracht om te handelen, gecombineerd met een grote tolerantie voor chaos. Hierdoor nemen ze geen tijd om dingen te ordenen of op te ruimen. Zij ‘beschermen’ als het ware de chaotische situatie in de woning door weinig mensen thuis te ontvangen.. Dit voorkomt dat er opmerkingen worden gemaakt over de ongeorganiseerde/vervuilde woning De persoon in kwestie ervaart hierdoor minder prikkels om de woning op te ruimen, wat weer kan leiden tot meer chaos.
Volgens de werkgroep gaat het om een spectrum van problemen dat varieert van een rommelige kamer tot een sterk vervuild huishouden. Het hangt af van de mogelijkheden en de tolerantie van chaos of de persoon in kwestie de situatie als een probleem ervaart. Wat voor de een onleefbaar lijkt, kan voor de ander goed leefbaar zijn. Dat maakt het lastig om te bepalen wanneer het nodig is om er iets aan te doen.
Verder benoemen de cliëntvertegenwoordigers uit de werkgroep dat schaamte een grote rol speelt bij vervuilde huishoudens. Daarom willen mensen liever niet dat er professionals bij hen over de vloer komen. Het inzetten van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen zou de drempel kunnen verlagen, omdat dit contact meer op gelijkwaardig niveau is.
Professioneel perspectief
Volgens de werkgroep is het belangrijk om zowel somatische als psychiatrische/(psycho)geriatrische diagnostiek te doen wanneer je in aanraking komt met een patiënt met vervuiling, hoarding en zelfverwaarlozing, aangezien deze comorbiditeit hoog is.
De werkgroep geeft aan dat het voor verpleegkundigen en verzorgenden belangrijk is om holistisch te kijken, naar problemen in de breedte. Dus de behandeling moet zich niet richten op een aspect, maar op alle aspecten (holistische behandeling). Vervuiling maakt deel uit van een breed aspect van ziek zijn en daar is ondersteuning bij nodig, bijvoorbeeld in de vorm van woonbegeleiding maar ook behandeling van de cognitieve vaardigheden. Ook moet gekeken worden naar alles wat er aan de problemen ten grondslag ligt. Een samenhangende aanpak van problemen houdt ook in dat tijdig contact wordt gezocht met andere professionals.
De werkgroep merkt op dat je als professional feitelijk mag benoemen wat je zintuigelijk waarneemt. Je mag de woning of de cliënt echter niet veroordelen. Voor een vertrouwensband met de cliënt is een respectvolle bejegening een belangrijk voorwaarde.
Organisatie van zorg
De werkgroep geeft aan dat het bij hulpverlening aan mensen met vervuilde huishoudens van belang is dat een multidisciplinair team betrokken is met indien relevant een huisarts, (ouderen)psychiater, specialist ouderengeneeskunde en bijvoorbeeld GGD om goede diagnostiek te kunnen doen, risico taxatie, voorlichting en de juiste behandelingen te kunnen bieden. Als er nog geen multidisciplinair team is, zal de organisatie die de problemen signaleert het eerste multidisciplinaire overleg plannen en de betrokken partijen hiervoor uitnodigen. Tijdens het eerste overleg worden vervolgens afspraken gemaakt voor vervolg overleggen en evaluatiemomenten. Afhankelijk van iemands achtergrond (verzorgende, verpleegkundige of verpleegkundig specialist) kunnen onderdelen van diagnostiek en behandeling worden overgedragen.
Volgens de werkgroep is het belangrijk dat specifieke kennis aanwezig is binnen het team over wat er gedaan kan worden bij deze problematiek. Zo is kennis nodig over dwang en drang bij mensen die zorg mijden. Ook is het noodzakelijk om verschillende perspectieven bij elkaar te brengen, met bijvoorbeeld ook woningbouwcorporaties, politie en/of huisarts. Onderzoek of andere zorgorganisaties al betrokken zijn. Afstemming over wie wat doet is essentieel: wie neemt hierin het voortouw, wie heeft de regie?
Een steunend netwerk is van groot belang. Het betrekken van familie/naasten moet zorgvuldig worden afgewogen, in afstemming met de client. De client kan voor ondersteuning worden bijgestaan door neutrale vrijwilligers en/of ervaringsdeskundigen.
Maatschappelijk perspectief
De werkgroep geeft aan dat de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) aan de basis ligt van alle zorgverlening. Bij het behandelen van casussen waarbij sprake is van zelfverwaarlozing moeten professionals bekend zijn met het nationale en lokale beleid en de relevante wetgeving op het gebied van zelfverwaarlozing, zoals de Wet zorg en dwang (https://www.dwangindezorg.nl/wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (https://wvggz-kct.nl). Belangrijk is dat ze weten waar deze kennis te vinden is.
De werkgroep merkt op dat vervuilde huishoudens ook risico’s voor mensen in de omgeving met zich mee brengen. Zij doen vaak de melding. Belangrijk hierbij is dat de omgeving oog heeft voor de onderliggende problemen bij mensen met vervuilde huishoudens (en omgekeerd), zodat meer wederzijds begrip kan ontstaan en een melding niet altijd nodig is.
Conclusies
Hieronder beschrijven we de conclusies die getrokken kunnen worden uit de wetenschappelijke en grijze literatuur (zie bijlage 6). Er dient rekening mee gehouden te worden dat de twee reviews van zeer lage kwaliteit waren en het onderliggend onderzoek bias kan bevatten vanwege het gebruikte onderzoeksdesign. En dat grijze literatuur ook bias kan bevatten. De kwalitatieve studie van Band-Winterstein is een kwalitatief goed uitgevoerde studie, waarbij ook hier voorzichtigheid betracht moet worden met de interpretatie omdat het hier maar om één studie gaat.
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat mogelijke risicofactoren voor zelfverwaarlozing bij ouderen zijn onder te verdelen in sociodemografische factoren, zoals het mannelijk geslacht en lage sociaaleconomische status. Gezondheid gerelateerde risicofactoren zijn bijvoorbeeld cognitieve en fysieke beperkingen. Een psychologische risicofactor is depressie. Daarnaast zijn er ook nog een aantal risicofactoren in de sociale context, zoals alleen wonen en een beperkt of afwezig sociaal netwerk . Verder blijkt dat er een sterke relatie wordt ervaren tussen een oudere leeftijd en zelfverwaarlozing . De vermindering van de gezondheid, zoals cognitieve achteruitgang en depressie, wordt als oorzaak gezien van het verwaarlozen. Verder blijkt dat onveilige hechting leidt tot een verhoogde mate van psychopathologie in het algemeen, en een risicofactor kan zijn voor het ontwikkelen van een verzamelstoornis .
Uit de grijze literatuur blijkt dat mogelijke oorzaken en risicofactoren van een vervuild huishouden zijn: een vasculaire cognitieve aandoening, ziekte van Alzheimer, fronto-temporale dementie, niet-aangeboren hersenletsel, middelenmisbruik (zoals alcohol en/of drugs en/of medicijnen), een psychiatrische aandoening en/of verstandelijke beperking en/of fysieke beperking. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn het verlies van een partner, verwaarlozing of mishandeling, rolpatroon. Het komt meer voor bij mannen en bij mensen die eerder een vervuild huishouden hebben gehad. Mogelijke oorzaken en risicofactoren voor zelfverwaarlozing zijn: een mannelijk geslacht, lage sociaaleconomische status, cognitieve en fysieke beperkingen, depressie, alleen wonen en een klein sociaal netwerk.
Signaleren vervuild huishouden
Uitgangsvraag
a. Hoe kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten een vervuild huishouden (vroeg)signaleren en de mate van vervuiling vaststellen?
b. Welke handvatten en hulpmiddelen kunnen hen hierin ondersteunen?
Inleiding
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten missen concrete handvatten om een vervuild huishouden te signaleren en de mate van vervuiling vast te stellen. Hierbij gaat het niet alleen om de bejegening en contact leggen, maar ook om de keuze van geschikte interventies of methodieken.
Dit leidde tot formulering van de volgende vraag:
2a. Hoe kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten een vervuild huishouden (vroeg)signaleren en de mate van vervuiling vaststellen?
2b. Welke handvatten en hulpmiddelen kunnen hen hierin ondersteunen?
Adviezen
Gevalideerde instrumenten voor de (vroeg) signalering en het vaststellen van de mate van vervuiling of verzamelen ontbreken vooralsnog. Vanuit de goede ervaringen in de praktijk worden enkele hulpmiddelen en handvatten in deze handreiking (toch) beschikbaar gemaakt.
Om de mate van vervuiling en de daarop volgende manier van handelen te bepalen (zelf aan de slag, melden of direct opschalen) kan gebruik worden gemaakt van de Screening Woonhygiënische Problematiek van de gemeente Utrecht.
Screening Woonhygienische Problematiek (WHP)
In deze leidraad zijn drie gradaties kenmerken van de woning en de bewoner geordend in de toestandsbeelden ‘groen’, ‘oranje’ en ‘rood’. De indeling bepaalt of het buurtteam de casus zelf kan oppakken, of er overleg wenselijk is, of dat er gemeld moet worden.
- Bij ‘groen’ is er sprake van lichte vervuiling en een cliënt die open staat voor hulp. Het is de inschatting dat er binnen een maand contact met uitzicht op verbetering zal zijn. Deze situatie kan door de buurtteams worden opgepakt.
- Bij ‘oranje’ is de situatie zorgelijker en is er sprake van het grijze gebied tussen de aanpak van de buurtteams en team WHP. Overleg met WHP is dan nodig.
- Bij ‘rood’ is er sprake van een ernstig vervuilde woning en een cliënt die niet open staat voor hulp. Overdracht aan team WHP is dan nodig.
Screening Woonhygienische Problematiek (WHP) – Gemeente Utrecht
Bij het (vermoeden van) een verzamelstoornis kan onder meer de Clutter Image Rating gebruikt worden als hulpmiddel.
Clutter Image Rating
Clutter Image Rating (CIR) maakt het mogelijk een objectief beeld te krijgen van de daadwerkelijke hoeveelheid spullen in de woonruimten, maar ook van de mate van ziekte-inzicht (cliënt wijst aan welke foto overeenkomt met de eigen leefruimte, hierna te verifiëren door de gespecialiseerde zorgaanbieder). Reeksen van negen foto’s laten oplopende niveaus van chaos zien in zowel de woonkamer, de slaapkamer, de keuken als de badkamer. Is sprake van CIR-niveau 3 of hoger? Licht het Meldpunt/GGD direct in, evenals bij twijfelgevallen of andere zorgwekkende signalen (bijvoorbeeld plotse vervuiling na persoonlijke tegenslag).
N.B. De afbeeldingen zijn niet representatief voor alle mensen met verzameldwang. Zo zijn er zijn ook mensen met verzameldwang die gestructureerd zijn en een schoon huis hebben.
De Screening Woonhygiënische Problematiek en de Clutter Image Rating kunnen ook gebruikt worden voor onderlinge professionele communicatie en communicatie met cliënten. Hierbij moet het vinden van een oplossing voor het zorgprobleem van de cliënt het uitgangspunt zijn. Het gesprek met de cliënt en het in beeld brengen van diens situatie, dient als ingang.
Overwegingen
Kwaliteit van bewijs
Uit de systematische literatuursearch zijn geen studies naar voren gekomen die voldeden aan de inclusiecriteria.
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
De werkgroep geeft aan dat het melden van vervuiling bij een andere organisatie ten koste kan gaan van de vertrouwensband met de cliënt. De professional laveert tussen haar zorgplicht enerzijds en bescherming van de privacy en schaamte van de cliënt anderzijds. Gebruik van instrumenten om de mate van vervuiling in te schatten, kunnen helpen bij het objectiveren van de situatie, waardoor er minder op basis van persoonlijke normen en waarden wordt gehandeld. De instrumenten kunnen helpen om de professional te beschermen tegen risico’s. Bij al te strikte (interpretatie van de) normen, zou de professional in teveel situaties geen zorg kunnen/mogen verlenen. Het gebruik van instrumenten en op basis hiervan geen zorg verlenen mag nooit leiden tot niet melden en niets doen.
Cliëntenperspectief
Volgens de werkgroep is het van belang dat altijd naar de gezondheid van de cliënt wordt gekeken. Dit kan worden losgekoppeld van de situatie in het huis. Bij de doelgroep is vaak sprake van een medisch en/of psychiatrisch probleem. Daarnaast hebben we te maken met cliënten die zorg mijden, zelf geen hulp zoeken en zich actief verzetten tegen hulp. Dit maakt het creëren en hebben van een vertrouwensband enorm belangrijk is. De cliënt moet altijd zoveel als mogelijk worden betrokken. Ook is van belang dat de professional zich aanpast aan het tempo van de cliënt (mits verantwoord). Het is daarbij helpend om (kleine) stappen in de goede richting te herkennen, te erkennen en positief te waarderen. En hierbij optimaal aan te sluiten bij eigen doelen en het perspectief van de cliënt: wat wil hij/zij bereiken.
Professioneel perspectief
De werkgroep benoemt dat voor de signalering gebruik kan worden gemaakt van een eenvoudige schaal als hulpmiddel. Het hulpmiddel kun je gebruiken om te overleggen met je collega’s en de GGD. Het hulpmiddel kan toegepast worden door alle Verpleegkundigen en Verzorgenden die achter de voordeur komen. De reeds bestaande Clutter Image Rating Scale (CIRS) en de Hoarding Rating Scale (HRS-I) zijn voor de signalering door verzorgenden en thuiszorgmedewerkers te complex om in de praktijk te kunnen toepassen. Deze instrumenten zijn vooral geschikt voor professionals die veel met woonproblematiek te maken krijgen en kunnen hen mogelijk helpen bij het objectiveren en het aangaan van het gesprek tussen hulpverleners onderling en met de cliënt en eventueel diens naasten. Bij beoordeling van de situatie is het van belang breed te blijven kijken: dus niet alleen naar de (vervuiling van de) woning, maar weeg ook de context mee. Let daarbij onder andere op een (plotselinge of graduele) verandering in de staat van het huishouden. Daarbij hoort een inschatting van de zelfredzaamheid van de cliënt en van de bereidheid van de cliënt om mee te werken.
De werkgroep benoemt verder dat ondersteuning in geval van een vervuild huishouden vaak een lang proces is, waarbij er soms tijdelijk vanuit een suboptimale situatie gewerkt moet worden (zoals een tijdelijk mobiel hygiënisch werkstation). Flexibiliteit van de professional (t.a.v. regels en protocollen) is dan gewenst, waarbij de tijdelijkheid van de situatie wel benadrukt moet worden. Leg dit bij voorkeur vast. In een dergelijke situatie is melden ook belangrijk, omdat er een oplossing moet komen voor de lange termijn.
Middelenbeslag
Volgens de werkgroep mogen financiële beperkingen van de cliënt nooit op voorhand een beletsel zijn om hulp te zoeken/vragen of te melden. Verder zijn in Nederland mensen (bijv. sommige groepen migranten en daklozen) uitgesloten van maatschappelijke voorzieningen. Bij hen is bespreking in multidisciplinair overleg en/of opschaling naar GGD/vangnet noodzakelijk.
Organisatie van zorg
De werkgroep geeft aan dat het gebruik van hulpmiddelen kan worden ingepast in een afwegingskader, zoals dat bij de Meldcode voor Huiselijk geweld geldt. Binnen organisaties is het van belang dat de eigen grenzen helder zijn en dat men weet wanneer externe expertise nodig is, zodat er tijdig wordt opgeschaald. Omdat de zorg lokaal verschillend is georganiseerd, is het van belang het afwegingskader te vertalen naar de lokale situatie (sociale kaart).
Conclusies
Hieronder beschrijven we de conclusies die getrokken kunnen worden uit de literatuursearch, grijze literatuur en de focusgroep (zie bijlage 6).
Uit de grijze literatuur en de focusgroep met professionals blijkt dat verpleegkundigen en verzorgenden en verpleegkundig specialisten bij het (vroeg)signaleren en het vaststellen van de mate van vervuiling in de praktijk vooral letten op de volgende aspecten: hoe lang is er niet schoongemaakt, de aanwezigheid van afval, de aanwezigheid van ongedierte, stank, overlast bij omwonenden en de verzameling van goederen.
Uit de systematische literatuursearch blijkt dat er geen gevalideerde instrumenten zijn om de mate van verzameldrang en/of vervuiling te bepalen.
Uit de grijze literatuur blijkt dat verpleegkundigen en verzorgenden in de praktijk diverse handvatten en hulpmiddelen gebruiken bij het bepalen van de mate van verzameldrang en/of vervuiling, zoals de Screening Woonhygiënische Problematiek van de gemeente Utrecht (zie 2. Signaleren) en de Leefomstandigheden beoordelingsschaal (Handboek Amsterdamse Aanpak Ernstige Woningvervuiling, 2019, bijlage I). Daarnaast zijn er enkele Engelstalige hulpmiddelen, waaronder de Clutter Image Rating Scale (CIRS), de Hoarding Rating Scale (HRS-I), en de Multi-disciplinary Hoarding Risk Assessment (HOMES) (zie bijlage 6 – Verantwoording vraag 2).
Veilige zorg
Uitgangsvraag
3a. Welke typen (verpleegkundige) handelingen kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten wel of niet verrichten in een bepaalde situatie?
3b. Hoe kunnen zij bepalen of de zorg veilig genoeg is voor henzelf en cliënten?
Inleiding
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten ervaren dilemma’s rond welke handelingen zij wel of niet kunnen doen in een bepaalde situatie. Hierbij speelt de inschatting of de situatie voldoende veilig is voor henzelf, voor de cliënt (en zijn/haar omgeving) een belangrijke rol.
Dit leidde tot de formulering van de volgende vraag:
3a. Welke typen (verpleegkundige) handelingen kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten wel of niet verrichten in een bepaalde situatie?
3b. Hoe kunnen zij bepalen of de zorg veilig genoeg is voor henzelf en cliënten?
Bij verpleegkundige handelingen gaat het niet alleen om verpleegtechnische handelingen en wondzorg. In een vervuilde omgeving vraagt het juist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en het toepassen van handhygiëne extra aandacht. Daarnaast gaat het om taken als coaching, begeleiding, communicatie et cetera.
Adviezen
Voer de Arbocheck Verpleging en Verzorging en Arbocatalogus VVT uit om te bepalen of er bij een cliënt veilig, gezond en hygiënisch gewerkt kan worden. Deze Arborichtlijnen kunnen worden ingezet als handvat om het gesprek met de cliënt aan te gaan en/of om een cliënt in beweging te krijgen.
Vraag advies aan de deskundige infectiepreventie of afdeling infectieziekten van de GGD over het juist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en het toepassen van handhygiëne.
Volg de richtlijn Basishygiëne Wijkverpleging | RIVM
Bespreek preventieve maatregelen als er huisdieren aanwezig zijn. Hiermee kan een vlooienen/of tekenplaag worden voorkomen.
Maak vroegtijdig afspraken met andere (specialistische) hulpverleners over welke handelingen wel en niet kunnen worden verricht en over de rolverdeling tussen hulpverleners, bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning, Veilig Thuis, Dierenbescherming, etc.
Overwegingen
Kwaliteit van bewijs
Omdat de geïncludeerde studie van De Veer e.a. een kwalitatieve studie is, was het niet mogelijk om de kwaliteit van bewijs door middel van GRADE vast te stellen. Wel is de studie met de CASP beoordeeld op het risico voor bias (voor de uitkomsten zie bijlage 6). Deze beoordeling is goed, wat betekent dat de kans op bias zo laag mogelijk is gehouden.
Balans gewenste en ongewenste effecten
De werkgroep geeft aan dat als een verpleegkundige, verzorgende of verpleegkundig specialist een beslissing neemt die ingaat tegen de wil van de cliënt, de relatie met de cliënt verstoord kan raken. Dit kan ertoe leiden dat de cliënt de hulp beëindigt en/of geheel uit beeld verdwijnt. In het uiterste geval kan een uithuisplaatsing of gedwongen opname nodig zijn.
Cliëntenperspectief
Volgens de werkgroep is het uitgangspunt om zoveel mogelijk samen met de cliënt (en eventuele naasten) te beslissen: het is belangrijk om de zorg zoveel mogelijk samen met de cliënt te doen.
Professioneel perspectief
De werkgroep geeft aan dat de Arbocheck, de richtlijn Fysieke belasting en de Basishygiëne Wijkverpleging van de RIVM verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten soms houvast kunnen bieden, maar soms ook voor een dilemma kunnen stellen. Zij ervaren een dilemma tussen enerzijds de te verrichte handelingen niet kunnen of mogen uitvoeren volgens de Arborichtlijnen, en anderzijds vanuit de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) de verplichting om altijd te handelen als goed hulpverlener. Daarom kunnen de Arborichtlijnen het beste worden ingezet als handvat om het gesprek met de cliënt aan te gaan en/of om een cliënt in beweging te krijgen.
Hulpverlener èn cliënt zijn gehouden aan de arbeidsvoorwaarden, zoals vastgelegd in de zorgovereenkomst. Dit betekent dat als de veiligheid (voor de hulpverlener) niet op orde is, in het uiterste geval de zorg geweigerd moet worden. Dit verplicht echter wel tot (directe) andere actie en opschalen via andere hulpverleningskanalen waarbij primair het initiatief ligt bij de hulpverlener/instantie die aangeeft de gevraagde zorg niet te kunnen leveren. Zorgvuldige documentatie en afstemming is hierbij vereist.
Volgens de werkgroep zouden verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten zich tijdig bewust moeten zijn van hun professionele grenzen op het moment dat de omstandigheden niet voldoende zijn. Hierdoor zoeken zij in een eerder stadium andere (professionele) hulp, bijv. van de deskundige infectiepreventie of afdeling infectieziekten van de GGD. In classificatiesystemen als NANDA en OMAHA is het inschakelen van specialistische hulp ook nog onderbelicht.
Organisatie van zorg
De werkgroep benoemt dat bij de samenwerking met andere (professionele) hulp het van belang is om alle afspraken over het methodische proces vast te leggen. Ook is het belangrijk dat er binnen het zorgteam en in de organisatie een veilige cultuur is, zodat verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten hun twijfels en onzekerheid durven te laten zien. Ten slotte moet de zorg geborgd worden door bijvoorbeeld de huisarts, andere disciplines en naasten laagdrempelig te consulteren en waar nodig in te schakelen. Dit zou in een stappenplan met sociale kaart vastgelegd kunnen worden.
Uit de studie komt naar voren dat elke organisatie een stappenplan zou moeten hebben met een gedetailleerde beschrijving wat een medewerker moet doen als hij/ zij te maken heeft met een vervuild huishouden. Hierin zouden onder andere tools moeten staan om de mate van vervuiling vast te stellen en criteria in wanneer het bieden van zorg geweigerd kan worden. Ook kan gedacht worden aan een tool die samenwerking tussen de betrokken medewerkers ondersteunt.
Conclusies
Hieronder beschrijven we de conclusies die getrokken kunnen worden uit de wetenschappelijke en grijze literatuur en de focusgroep (zie bijlage 6). Er dient rekening mee gehouden te worden dat grijze literatuur bias kan bevatten. De kwalitatieve studie van De Veer e.a., 2022 is een kwalitatief goed uitgevoerde studie, waarbij ook hier voorzichtig moet zijn met de interpretatie omdat het hier maar om één studie gaat.
Uit de wetenschappelijke literatuur komt als mogelijke oplossing naar voren dat elke organisatie een stappenplan zou moeten hebben met een gedetailleerde beschrijving wat een medewerker moet doen als hij/ zij te maken heeft met een vervuild huishouden. Hierin zouden onder andere tools moeten staan om de mate van vervuiling vast te stellen en criteria in wanneer het bieden van zorg geweigerd kan worden. Ook kan gedacht worden aan een tool die samenwerking tussen de betrokken medewerkers ondersteunt.
Grijze literatuur: De Arbocheck Verpleging en Verzorging biedt een checklist om te bepalen of er bij een cliënt veilig, gezond en hygiënisch gewerkt kan worden. De Arbochecklist onderscheidt vijf mobiliteitsklassen, waarbij per klasse wordt gekeken welke handelingen veilig, hygiënisch en gezond kunnen worden uitgevoerd. De richtlijn Fysieke belasting stelt duidelijke regels voor de lichamelijke belasting tijdens het werken in de zorg. In dit overzicht zijn de regels en afspraken opgenomen voor de lichamelijke zorg voor cliënten en de noodzaak om hulpmiddelen of aanpassingen te gebruiken.
Uit de focusgroep met professionals blijkt dat de meeste organisaties eigen protocollen en richtlijnen rondom hygiëne en veiligheid hanteren. Dat betreft meestal richtlijnen over waar een werkomgeving aan moet voldoen, zoals de Arbocheck en de richtlijn Fysieke belasting en de Basishygiëne Wijkverpleging van de RIVM. De bepalingen uit deze richtlijnen bieden niet voldoende houvast voor situaties waarin sprake is van een vervuild huishouden. Deelnemers geven aan dat ze de Arbo-regels in de praktijk inzetten als handvat het gesprek aan te gaan en/of om een cliënt in beweging te krijgen.
Stappen bij een vervuild huishouden
Uitgangsvraag
4a. Welke stappen kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten doorlopen in de afweging wanneer handelen bij cliënten in een vervuild huishouden gerechtvaardigd is en wanneer niet?
4b. Hoe kunnen zij cliënten en naasten meenemen in dit afwegingsproces?
Inleiding
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten komen regelmatig in situaties met een vervuild huishouden die om actie vragen, maar waarbij de cliënt geen probleem ervaart. Zij vragen zich af wanneer handelen gerechtvaardigd is en wanneer niet. Ten onrechte handelen kan hen worden aangerekend, maar ten onrechte niet handelen ook. Er is hierbij vaak sprake van een visieverschil tussen professionals onderling, maar ook met cliënten en/of hun naasten.
Dit leidde tot de formulering van de volgende vraag:
4a. Welke stappen kunnen verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten doorlopen in de afweging wanneer handelen bij cliënten in een vervuild huishouden gerechtvaardigd is en wanneer niet?
4b. Hoe kunnen zij cliënten en naasten meenemen in dit afwegingsproces?
Adviezen
Doorloop de volgende stappen om af te wegen of ingrijpen bij cliënten in een vervuild huishouden gerechtvaardigd is:
- Stap 1: Onderzoek het signaal. Breng de situatie en mogelijke risico’s in kaart. Gebruik hierbij een basaal screeningsinstrument zoals de Screening Woonhygiënische Problematiek van de gemeente Utrecht (zie 4. Signaleren).
- Stap 2: Bespreek de situatie met de cliënt (en/of naasten). Leg uit dat je je zorgen maakt over zijn of haar gezondheid en veiligheid en dat je het nodig vindt om iets aan de situatie te doen. Leg ook uit dat het voor jou als hulpverlener moeilijk is om in deze situatie te werken.
- Stap 3: Zoek zo snel mogelijk hulp bij behoefte aan advies of ondersteuning. Dit kan bijvoorbeeld een collega/aandachtsfunctionaris uit een ander team zijn, iemand van de GGD of de GGZ. Informeer de cliënt hierover.
- Stap 4: Analyseer de situatie met de cliënt en bespreek mogelijke oplossingen. Probeer met de cliënt tot een compromis te komen en ga dat uitproberen. Spreek met de cliënt af dat als er geen verandering komt, je genoodzaakt bent om actie te ondernemen. Leg deze afspraak vast in een (informeel) document, opname telefoon etc.
- Stap 5: Maak een afweging van de situatie als de cliënt niet wil meewerken. Gebruik hierbij overwegingen als noodzakelijkheid (is handelen echt nodig), doelmatigheid (draagt handelen bij aan het verbeteren van de situatie en het verminderen van risico’s), proportionaliteit (is het handelen in verhouding tot de risico’s die kunnen optreden) en subsidiariteit (is de manier waarop wordt gehandeld de minst ingrijpende voor de cliënt).
Stel een sociale kaart of wegwijzer op met daarin opgenomen alle relevante organisaties (en contactgegevens) in de regio. Maak inzichtelijk hoe tussen de verschillende partijen kan worden geschakeld en hoe in de breedte maar ook verticaal kan worden opgeschaald.
Om cliënten en naasten te betrekken bij het proces, is een juiste bejegening cruciaal. Concrete adviezen zijn:
- Toon oprechte interesse, respect en betrokkenheid voor de eigenheid van de cliënt. Zet in op een vertrouwensrelatie met de cliënt en heb geduld als het niet meteen lukt om de cliënt te betrekken;
- Wees je bewust van cultuurverschillen, overweeg bij taalbarrières de inzet van een tolk;
- Oordeel niet in de omgang met cliënten en naasten, benoem alleen wat waarneembaar is;
- Betrek cliënten en naasten bij de mogelijke gezondheids- of veiligheidsrisico’s die zich voordoen;
- Wees open en transparant in wat je doet, in wat je zegt en bespreek welke keuzes je maakt en om welke redenen je keuzes maakt;
- Informeer of de cliënt het goed vindt dat er bij een volgend huisbezoek een gespecialiseerd hulpverlener of ervaringsdeskundige aanwezig is;
- Probeer bij het opruimen of schoonmaken om niet alles in één keer aan te pakken maar het op te delen in kleinere onderdelen;
- Geef de cliënt zoveel mogelijk de regie over het schoonmaken en opruimen van de spullen door de stappen en doelen voor de cliënt zoveel mogelijk te concretiseren (bijv. lijstje schoonmaakspullen samenstellen) en samen een begin te maken met het schoonmaken en opruimen;
- Wees je bewust van de schaamte en stigma bij de cliënt. Ervaringsdeskundigen kunnen een belangrijke steun en/of voorbeeld zijn voor de cliënt.
Overwegingen
Kwaliteit van bewijs
De systematische literatuursearch heeft geen bruikbare wetenschappelijke studies opgeleverd.
Balans gewenste en ongewenste effecten
De werkgroep geeft aan dat om verpleegkundige handelingen te kunnen verrichten op een wijze die voldoet aan de Arborichtlijnen rondom hygiëne, het wenselijk is dat de vervuiling van de woning wordt aangepakt. Belangrijk is om de cliënt te inspireren hulp bij het opruimen te accepteren, dan wel de cliënt te motiveren om met de vervuiling aan de slag te gaan. De geboden ondersteuning moet zo gepast mogelijk plaatsvinden. Daarvoor is het nodig om het vertrouwen van de cliënt te winnen. Vaak heeft dit tijd nodig. Rigoureuze of overhaaste stappen (schoonmaak of opruimen, inschakelen andere professionals) hebben als risico dat het leidt tot wantrouwen of weerstand bij de cliënt en/ of het vermijden van hulpverlening.
Cliëntenperspectief
Volgens de cliëntvertegenwoordigers uit de werkgroep is het belangrijk dat hulpverleners in de omgang met cliënten niet oordelen maar alleen benoemen wat waarneembaar is én dat zij de cliënt bij de mogelijke gezondheids- of veiligheidsrisico’s betrekken. Ook van belang is om de cliënt te behandelen met respect. Stem als hulpverlener voortdurend af met de cliënt. Wees open en transparant in wat je doet, in wat je zegt en bespreek welke keuzes je maakt en om welke redenen je keuzes maakt. Belangrijk is dat de hulpverlener present en waardevrij is. Verder benoemen de cliëntvertegenwoordigers uit de werkgroep dat bij cliënten vaak sprake is van schaamte en stigma. Dit kan een belemmering zijn om schoonmaakspullen aan te schaffen, omdat de cliënt in de war kan raken bij de aanschaf van spullen. Het benoemen van concrete producten om aan te schaffen (boodschappenlijstje/app) kan hierbij behulpzaam zijn.
Professioneel perspectief
Volgens de werkgroep kunnen bestaande werkprocedures en protocollen handvatten bieden bij de afweging of ingrijpen bij cliënten in een vervuild huishouden gerechtvaardigd is. De stappenplannen uit de Richtlijn Signaleren en omgaan met zorgmijding in de eerste lijn, de Handreiking Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg, de Handreiking privacy en gegevensdeling wijk-GGD’er en de Meldcode huiselijk geweld kunnen hierin helpend zijn. Aanvullend kan nog de stap zitten dat de professional met de cliënt mogelijke alternatieven bespreekt. Vervolgens proberen zij samen tot een compromis te komen en gaan dat uitproberen. De professional spreekt met de cliënt af dat als er geen verandering komt, hij of zij genoodzaakt is om actie te gaan ondernemen (bijv. melding richting GGD, verslavingszorg, RIBW et cetera). Dat is de stok achter de deur. Bij voorkeur wordt deze afspraak vastgelegd (informeel document, geluidsopname telefoon etc.). Bij vervuilde huishoudens zijn verschillende soorten professionals betrokken. Dit betekent dat de stappen die moeten worden doorlopen kunnen verschillen per professional. Verder geeft de werkgroep aan dat een sociale kaart of wegwijzer met relevante organisaties (en contactgegevens) in de regio inzichtelijk kan maken hoe tussen de verschillende partijen kan worden geschakeld en hoe in de breedte maar ook verticaal kan worden opgeschaald.
Middelenbeslag
De werkgroep geeft aan dat verpleegkundigen en verzorgenden er rekening mee dienen te houden dat de cliënt vaak geen geld heeft om spullen te vervangen of schoonmaakmiddelen te kopen. Bij de gemeente zijn vaak wel mogelijkheden om hier geld voor aan te vragen (bijzondere bijstand) maar dit is vaak beperkt. Het is wenselijk dat binnen het multidisciplinaire team deze expertise wel aanwezig is. Het is belangrijk dat dit bekend is bij de verpleegkundige en verzorgende en dat hij/zij de cliënt wijst op deze mogelijkheden. Vaak is er ook wel opslag van tweedehandsspullen waar gebruik van kan worden gemaakt
Conclusies
Hieronder beschrijven we de conclusies die getrokken kunnen worden uit de grijze literatuur en de focusgroep (zie bijlage 6).
Grijze literatuur: In de Richtlijn Signaleren en omgaan met zorgmijding in de eerste lijn wordt aanbevolen om de volgende zes stappen te doorlopen (zie Handreiking Bemoeizorg in de zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking van Frederiks en Dörenberg ) in het proces van afweging wanneer handelen gerechtvaardigd is:
- Onderzoek het signaal. Breng de situatie en mogelijke risico’s in kaart op methodische wijze.
- Bespreek de situatie met de cliënt: leg uit waarom je je zorgen maakt en waarom je het nodig vindt om iets aan de situatie te doen. Respecteer hierbij de rechten van de cliënt en informeer de cliënt over eventuele vervolgstappen.
- Leg de situatie voor aan andere professionals, bijvoorbeeld in moreel beraad bijeenkomsten, casuïstiekbesprekingen, multidisciplinair overleg (MDO) of intervisie. Informeer de cliënt hierover.
- Bespreek de situatie met naasten en/of omgeving van de cliënt: om deze stap te kunnen zetten, is toestemming nodig van de cliënt. Probeer de cliënt hier zoveel mogelijk bij te betrekken en te informeren over de stappen die worden gezet.
- Analyseer de situatie met de cliënt: leg je zienswijze aan de cliënt uit en geef aan welke acties je nodig vindt. Toets bij de cliënt hoe hij of zij nu tegen de situatie aankijkt.
- Maak de afweging: gebruik hierbij overwegingen als noodzakelijkheid, doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit de focusgroep gesprekken met cliënten en naasten komen de volgende adviezen naar voren voor verpleegkundigen en verzorgenden in de omgang met cliënten en naasten met een vervuilde woning:
- Toon oprechte interesse, respect en betrokkenheid voor de eigenheid van de cliënt. Zet in op het ‘verleiden’ van de cliënt en heb geduld als het niet meteen lukt om de cliënt te betrekken;
- Oordeel niet in de omgang met cliënten en naasten, benoem alleen wat waarneembaar is;
- Betrek cliënten en naasten bij de mogelijke gezondheids- of veiligheidsrisico’s die zich voordoen;
- Wees open en transparant in wat je doet, in wat je zegt en bespreek welke keuzes je maakt en om welke redenen je keuzes maakt;
- Informeer of de cliënt het goed vindt dat er bij een volgend huisbezoek een hulpverlener of ervaringsdeskundige aanwezig is;
- Probeer bij het opruimen of schoonmaken om niet alles in een keer aan te pakken maar het op te delen in kleinere onderdelen;
- Geef de cliënt zoveel mogelijk de regie over het schoonmaken en opruimen van de spullen door de stappen en doelen voor de cliënt zoveel mogelijk te concretiseren (bijv. lijstje schoonmaakspullen) en samen een begin te maken met het schoonmaken en opruimen;
- Wees je bewust van de schaamte en stigma bij de cliënt. Ervaringsdeskundigen kunnen een belangrijke steun zijn voor de cliënt en/of dienen als rolmodel/ hoopvol voorbeeld.
Samenwerking professionals
Uitgangsvraag
5a. Wat is nodig om de samenwerking tussen verpleegkundigen/verzorgenden/ verpleegkundig specialisten onderling (binnen het team, de organisatie) en met andere professionals te verbeteren?
5b. Over welke onderwerpen moeten zij samenwerkingsafspraken maken met andere professionals en organisaties (bijv. rolverdeling, regie, informatieoverdracht)?
Inleiding
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten zijn vaak terughoudend om professionals uit andere organisaties in te schakelen, onder andere omdat ze denken dat het delen van informatie met professionals buiten de eigen organisatie in strijd is met de privacywetgeving. Ook is er in de praktijk weinig samenwerking tussen professionals vanuit verschillende organisaties en is onduidelijk wie de centrale regie rondom een persoon met een vervuild huishouden voert.
Dit leidde tot de formulering van de volgende vraag:
5a. Wat is nodig om de samenwerking tussen verpleegkundigen/verzorgenden/ verpleegkundig specialisten onderling (binnen het team, de organisatie) en met andere professionals te verbeteren?
5b. Over welke onderwerpen moeten zij samenwerkingsafspraken maken met andere professionals en organisaties (bijv. rolverdeling, regie, informatieoverdracht)?
Adviezen
Stem de eigen werkzaamheden af met collega’s en andere professionals, deel kennis/informatie met elkaar (korte lijntjes), neem gezamenlijke verantwoordelijkheid, en overleg (multidisciplinair) over visie en werkzaamheden. De betrokken organisaties moeten dit faciliteren.
Meld problemen in de zorg tijdig (anoniem op cliëntniveau) en betrek anderen bij lastige casussen.
Maak samenwerkingsafspraken met andere professionals over signaleren; rolverdeling (flowchart); mandaat; regie, overdracht en doorverwijzing; nazorg, vinger-aan-de-pols en terugvalpreventie; en informatie-uitwisseling.
Spreek verwachtingen uit naar elkaar: wat kan de ander bijdragen en wanneer kan de ander ingrijpen en wanneer niet?
Overwegingen
Kwaliteit van bewijs
Omdat de geïncludeerde studies kwalitatief van aard zijn, was het niet mogelijk om de kwaliteit van bewijs door middel van GRADE vast te stellen. Wel zijn de geïncludeerde studies met de CASP beoordeeld op het risico voor bias (voor de uitkomsten zie bijlage 6). Voor beide studies is de beoordeling goed, wat betekent dat de kans op bias zo laag mogelijk is gehouden.
Balans gewenste en ongewenste effecten
De werkgroep geeft aan dat ingrijpen bij vervuiling of hoarding disorder soms noodzakelijk is vanwege de veiligheid van de bewoner, professionals en/of buren. Als verpleegkundige resteert soms geen andere optie dan de vervuiling te melden bij een andere organisatie en/of andere professionals in te schakelen. Dit kan ten koste gaan van de vertrouwensband met de cliënt, maar het kan de relatie met de cliënt juist ook versterken of verbeteren.
Volgens de werkgroep kan onduidelijkheid bij de ketenpartners over wie waarvoor verantwoordelijk is, leiden tot handelingsverlegenheid bij de professionals. Risico daarvan is dat de cliënt niet de zorg krijgt die nodig is.
Cliëntenperspectief
Cliënten vinden het belangrijk dat zij in alle stappen worden meegenomen, aldus de werkgroep. Als het gaat om samenwerking met of informatie-uitwisseling tussen organisaties, is het belangrijk om de cliënt daar over te informeren en te vertellen wat de redenen zijn voor samenwerking. Instemming van de cliënt is hierbij gewenst, maar als ernstig nadeel dreigt voor de persoon zelf, de omgeving of de hulpverlener is instemming van de cliënt niet noodzakelijk.
Professioneel perspectief
De werkgroep benoemt dat er veel kennis aanwezig is, maar heel versnipperd. Belangrijk is dat professionals taakoverstijgend kunnen en denken en handelen.
Voor het delen van informatie met professionals buiten de eigen organisatie kunnen de volgende richtlijnen en handreikingen helpend zijn: de Handreiking privacy en gegevensdeling wijk-GGD’er, de Handreiking Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg, de Richtlijn Signaleren en omgaan met zorgmijding in de eerste lijn, de Meldcode huiselijk geweld en de handreiking Meldpunten-nietacuut.-Handvatten-voor-gegevensverwerking_jan-2021.pdf (ggdghor.nl).
Ook geeft de werkgroep aan dat gezamenlijke verantwoordelijkheid inhoudt dat je als professionals met elkaar afspreekt wie wat doet en of het nodig is om in te grijpen of niet. Ook verwachtingenmanagement is belangrijk: wat kan de ander bijdragen en wanneer kan de ander ingrijpen en wanneer niet?
Middelenbeslag
De werkgroep geeft aan dat schotten tussen financiering een belemmering zijn voor de samenwerking tussen de disciplines, al wordt in het Integraal Zorgakkoord samenwerking wel gestimuleerd.
De werkgroep benoemt dat het voor deze doelgroep vaak lastig is om een indicatie te krijgen voor WMO, WLZ et cetera. De hulp aan deze doelgroep zit vaak tussen alle geldstromen in. De inzet vanuit de GGD wordt gefinancierd vanuit de Wet Publieke gezondheid. Bemoeizorg wordt gefinancierd vanuit Wmo (OGGZ). Crisisinterventie en behandeling vanuit de GGZ worden door de zorgverzekeraar gefinancierd waarbij een eigen bijdrage van de cliënt wordt gevraagd. Dit vormt een belemmering voor veel cliënten.
Organisatie van zorg
De werkgroep geeft aan dat in veel regio’s nog geen ketenafspraken tussen de betrokken organisaties bestaan en er ook geen landelijk kader is voor hulp bij vervuilde huishoudens.
Volgens de werkgroep is het belangrijk dat er in de organisatie een aandachtsfunctionaris voor vervuiling en hoarding is. Ook zorgtafels, multidisciplinaire overleggen (MDO’s) en dergelijke op casusniveau kunnen behulpzaam zijn.
Uit de studies van Band-Winterstein (2016) en Wendt (2022) blijkt dat een (multidisciplinair) overleg met de mogelijkheid om een open gesprek met elkaar aan te gaan over (het omgaan met) zelfverwaarlozing, van belang is voor verpleegkundigen die werken met zichzelf verwaarlozende ouderen.
Conclusies
Hieronder beschrijven we de conclusies die getrokken kunnen worden uit de wetenschappelijke literatuur, de grijze literatuur en de focusgroepen.
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat een (multidisciplinair) overleg met de mogelijkheid om een open gesprek met elkaar aan te gaan over (het omgaan met) zelfverwaarlozing, van belang is voor verpleegkundigen die werken met zichzelf verwaarlozende ouderen.
Uit de grijze literatuur komen de volgende aandachtspunten voor samenwerking binnen organisaties naar voren: teamleden moeten elkaar steunen en out of the box denken, maak één ervaren teamlid aanspreekpunt voor de cliënt en de teamleden, zoek zo snel mogelijk hulp bij een (ervaren) collega over hoe het beste te handelen en/of bij behoefte aan ondersteuning. Aandachtspunten voor samenwerking met externen zijn: neem snel contact op met andere professionals (bijv. meldpunt GGD/gemeente), stem alle zorg voor de cliënt op elkaar af, maak ketenzorgafspraken op regionaal niveau.
Uit de focusgroep met professionals blijkt dat de volgende punten van belang zijn voor een goede samenwerking tussen de betrokken partijen: wederzijdse erkenning en waardering van elkaars expertise, korte lijntjes, kennis vergroten, handvatten bieden bij het gesprek (met cliënt en tussen professionals onderling), gezamenlijk op huisbezoek, sociale kaart die taken en verantwoordelijkheden per organisatie inzichtelijk maakt, multidisciplinair overleg om tot een gezamenlijke visie te komen.
3. Oorzaken en risicofactoren
3.1 Uitgangsvraag
a. Wat zijn mogelijke oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden?
b. Hoe kan deze kennis beschikbaar worden gesteld aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten?
3.2 Inleiding
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten hebben moeite om oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden te herkennen. Voor cliënten is dit nadelig omdat zorg hierdoor uitblijft en hun problemen hierdoor nog hoger kunnen oplopen. Dit leidde tot de formulering van de volgende vraag:
1a. Wat zijn mogelijke oorzaken en risicofactoren voor een vervuild huishouden?
1b. Hoe kan deze kennis beschikbaar worden gesteld aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten?
In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen een vervuild huishouden (squalor), een verzamelstoornis (hoarding disorder), zelfverwaarlozing (self-neglect) en diogenes syndroom. Een verzamelstoornis is een psychiatrische aandoening met eigen symptomen, diagnostische criteria, oorzaken en behandelmogelijkheden. Een vervuild huishouden is een toestand waar verschillende psychiatrische, (psycho)geriatrische en/of somatische aandoeningen aan ten grondslag kunnen liggen. Het diogenes syndroom is een containerbegrip dat verschillende diagnoses kan bevatten. Het gaat om een combinatie van zelfverwaarlozing, verzameldrang en een vervuild huishouden, vaak in combinatie met een opvallend gebrek aan ziektebesef en -inzicht.
3.2.1 Doel en doelgroep
Beoogde gebruikers
Beoogde gebruikers zijn verzorgenden, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten die ambulante zorg verlenen aan mensen met een vervuild huishouden. Zij kunnen werkzaam zijn in diverse settings, zoals wijkteams, thuiszorgteams, ambulante en acute ggz of verslavingszorg, GGD/vangnet- en adviesteam, extramurale verpleeghuiszorg, bemoeizorgteams of huisartsenpraktijken.
Populatie
Doelpopulatie zijn mensen met een vervuild huishouden, dat wil zeggen een woning met problematische hygiëne, en/of problematische verzameldrang.
3.3 Adviezen
Voor verpleegkundigen, verzorgenden, verpleegkundig specialisten
In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen een vervuild huishouden (squalor), een verzamelstoornis (hoarding), zelfverwaarlozing (self-neglect) en diogenes syndroom.
Neem kennis van de mogelijke oorzaken en risicofactoren van vervuilde huishoudens en zelfverwaarlozing:
Bij een vervuild huishouden zijn dit: een psychiatrische aandoening, middelenmisbruik (zoals alcohol en/of drugs) en/of een verstandelijke beperking, de ziekte van Alzheimer, niet-aangeboren hersenletsel, een vasculaire cognitieve aandoening, fronto-temporale dementie, en/of een lichamelijke beperking. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn het verlies van een partner, verwaarlozing of mishandeling, rolverdeling (komt meer voor bij mannen), en het ooit hebben gehad van een vervuild huishouden.
Bij zelfverwaarlozing zijn dit: man zijn, lage sociaaleconomische status, cognitieve en lichamelijke beperkingen, depressie, alleen wonen en het hebben van een klein sociaal netwerk.
Voor managers en beleidsmakers
Stel kennis over mogelijke oorzaken en risicofactoren van vervuilde huishoudens laagdrempelig beschikbaar aan verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten door middel van een folder of website. Belangrijk hierbij is dat de toon respectvol en niet veroordelend is en dat praktische handvatten worden geboden voor wat een professional kan doen en waar consultaties kunnen plaatsvinden.
Stimuleer het onder de aandacht brengen van het thema vervuilde huishoudens, bijvoorbeeld door het te bespreken binnen teamoverleggenen en door het verspreiden van deze handreiking.
3.4 Overwegingen
3.4.1 Kwaliteit van bewijs
Omdat het om kwalitatieve studies en narratieve reviews gaat, was het niet mogelijk om de kwaliteit van bewijs door middel van GRADE vast te stellen. Wel zijn de geïncludeerde studies beoordeeld op de mate waarin risico op bias aanwezig is. De narratieve reviews zijn beoordeeld met AMSTAR en de kwalitatieve studie met CASP (voor de uitkomsten zie bijlage 6). De review van Yu (2021) omvatte 19 studies waarbij het hoofdzakelijk cross-sectioneel onderzoek betrof, enkele case-control studies en één cohort studie. In de review van Chia (2021) zijn 39 studies meegenomen. Het betrof hier voornamelijk correlationeel onderzoek, (niet gerandomiseerde) groepsvergelijkingen en kwalitatieve studies. De kwaliteit van de met AMSTAR beoordeelde reviews van Yu (2021) en Chia (2021) bleek in beide gevallen zeer laag te zijn. De kans op bias in de gerapporteerde resultaten is hiermee hoog. De studie van Winterstein (2016) komt goed uit de CASP beoordeling en levert daarmee resultaten waarbij de kans op bias – gegeven het type onderzoek – relatief laag is.
3.4.2 Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Uit de studies blijkt dat risicofactoren voor zelfverwaarlozing bij ouderen zijn onder te verdelen in sociodemografische factoren, zoals het mannelijk geslacht en lage sociaaleconomische status. Gezondheid gerelateerde risicofactoren zijn bijvoorbeeld cognitieve en fysieke beperkingen. Een psychologische risicofactor is depressie. Daarnaast zijn er ook nog een aantal risicofactoren in de sociale context, zoals alleen wonen en een beperkt of afwezig sociaal netwerk . Verder blijkt dat er een sterke relatie wordt ervaren tussen een oudere leeftijd en zelfverwaarlozing . De vermindering van de gezondheid, zoals cognitieve achteruitgang en depressie, wordt als oorzaak gezien van het verwaarlozen. Verder blijkt dat onveilige hechting leidt tot een verhoogde mate van psychopathologie in het algemeen, en een risicofactor kan zijn voor het ontwikkelen van een verzamelstoornis .
3.4.3 Cliëntenperspectief
De cliëntvertegenwoordigers uit de werkgroep geven aan dat psychische problemen en een rommelige of vervuilde omgeving elkaar versterken. Volgens hen is er sprake van een vicieuze cirkel: mensen die chaos in hun hoofd ervaren, hebben vaak ook chaos in hun (leef) omgeving wat weer meer chaos in het hoofd geeft, et cetera Bij deze mensen is vaak sprake van een kleine draagkracht om te handelen, gecombineerd met een grote tolerantie voor chaos. Hierdoor nemen ze geen tijd om dingen te ordenen of op te ruimen. Zij ‘beschermen’ als het ware de chaotische situatie in de woning door weinig mensen thuis te ontvangen.. Dit voorkomt dat er opmerkingen worden gemaakt over de ongeorganiseerde/vervuilde woning De persoon in kwestie ervaart hierdoor minder prikkels om de woning op te ruimen, wat weer kan leiden tot meer chaos.
Volgens de werkgroep gaat het om een spectrum van problemen dat varieert van een rommelige kamer tot een sterk vervuild huishouden. Het hangt af van de mogelijkheden en de tolerantie van chaos of de persoon in kwestie de situatie als een probleem ervaart. Wat voor de een onleefbaar lijkt, kan voor de ander goed leefbaar zijn. Dat maakt het lastig om te bepalen wanneer het nodig is om er iets aan te doen.
Verder benoemen de cliëntvertegenwoordigers uit de werkgroep dat schaamte een grote rol speelt bij vervuilde huishoudens. Daarom willen mensen liever niet dat er professionals bij hen over de vloer komen. Het inzetten van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen zou de drempel kunnen verlagen, omdat dit contact meer op gelijkwaardig niveau is.
3.4.4 Professioneel perspectief
Volgens de werkgroep is het belangrijk om zowel somatische als psychiatrische/(psycho)geriatrische diagnostiek te doen wanneer je in aanraking komt met een patiënt met vervuiling, hoarding en zelfverwaarlozing, aangezien deze comorbiditeit hoog is.
De werkgroep geeft aan dat het voor verpleegkundigen en verzorgenden belangrijk is om holistisch te kijken, naar problemen in de breedte. Dus de behandeling moet zich niet richten op een aspect, maar op alle aspecten (holistische behandeling). Vervuiling maakt deel uit van een breed aspect van ziek zijn en daar is ondersteuning bij nodig, bijvoorbeeld in de vorm van woonbegeleiding maar ook behandeling van de cognitieve vaardigheden. Ook moet gekeken worden naar alles wat er aan de problemen ten grondslag ligt. Een samenhangende aanpak van problemen houdt ook in dat tijdig contact wordt gezocht met andere professionals.
De werkgroep merkt op dat je als professional feitelijk mag benoemen wat je zintuigelijk waarneemt. Je mag de woning of de cliënt echter niet veroordelen. Voor een vertrouwensband met de cliënt is een respectvolle bejegening een belangrijk voorwaarde.
3.4.5 Organisatie van zorg
De werkgroep geeft aan dat het bij hulpverlening aan mensen met vervuilde huishoudens van belang is dat een multidisciplinair team betrokken is met indien relevant een huisarts, (ouderen)psychiater, specialist ouderengeneeskunde en bijvoorbeeld GGD om goede diagnostiek te kunnen doen, risico taxatie, voorlichting en de juiste behandelingen te kunnen bieden. Als er nog geen multidisciplinair team is, zal de organisatie die de problemen signaleert het eerste multidisciplinaire overleg plannen en de betrokken partijen hiervoor uitnodigen. Tijdens het eerste overleg worden vervolgens afspraken gemaakt voor vervolg overleggen en evaluatiemomenten. Afhankelijk van iemands achtergrond (verzorgende, verpleegkundige of verpleegkundig specialist) kunnen onderdelen van diagnostiek en behandeling worden overgedragen.
Volgens de werkgroep is het belangrijk dat specifieke kennis aanwezig is binnen het team over wat er gedaan kan worden bij deze problematiek. Zo is kennis nodig over dwang en drang bij mensen die zorg mijden. Ook is het noodzakelijk om verschillende perspectieven bij elkaar te brengen, met bijvoorbeeld ook woningbouwcorporaties, politie en/of huisarts. Onderzoek of andere zorgorganisaties al betrokken zijn. Afstemming over wie wat doet is essentieel: wie neemt hierin het voortouw, wie heeft de regie?
Een steunend netwerk is van groot belang. Het betrekken van familie/naasten moet zorgvuldig worden afgewogen, in afstemming met de client. De client kan voor ondersteuning worden bijgestaan door neutrale vrijwilligers en/of ervaringsdeskundigen.
3.4.6 Maatschappelijk perspectief
De werkgroep geeft aan dat de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) aan de basis ligt van alle zorgverlening. Bij het behandelen van casussen waarbij sprake is van zelfverwaarlozing moeten professionals bekend zijn met het nationale en lokale beleid en de relevante wetgeving op het gebied van zelfverwaarlozing, zoals de Wet zorg en dwang (https://www.dwangindezorg.nl/wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (https://wvggz-kct.nl). Belangrijk is dat ze weten waar deze kennis te vinden is.
De werkgroep merkt op dat vervuilde huishoudens ook risico’s voor mensen in de omgeving met zich mee brengen. Zij doen vaak de melding. Belangrijk hierbij is dat de omgeving oog heeft voor de onderliggende problemen bij mensen met vervuilde huishoudens (en omgekeerd), zodat meer wederzijds begrip kan ontstaan en een melding niet altijd nodig is.
3.5 Conclusies
Hieronder beschrijven we de conclusies die getrokken kunnen worden uit de wetenschappelijke en grijze literatuur (zie bijlage 6). Er dient rekening mee gehouden te worden dat de twee reviews van zeer lage kwaliteit waren en het onderliggend onderzoek bias kan bevatten vanwege het gebruikte onderzoeksdesign. En dat grijze literatuur ook bias kan bevatten. De kwalitatieve studie van Band-Winterstein is een kwalitatief goed uitgevoerde studie, waarbij ook hier voorzichtigheid betracht moet worden met de interpretatie omdat het hier maar om één studie gaat.
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat mogelijke risicofactoren voor zelfverwaarlozing bij ouderen zijn onder te verdelen in sociodemografische factoren, zoals het mannelijk geslacht en lage sociaaleconomische status. Gezondheid gerelateerde risicofactoren zijn bijvoorbeeld cognitieve en fysieke beperkingen. Een psychologische risicofactor is depressie. Daarnaast zijn er ook nog een aantal risicofactoren in de sociale context, zoals alleen wonen en een beperkt of afwezig sociaal netwerk . Verder blijkt dat er een sterke relatie wordt ervaren tussen een oudere leeftijd en zelfverwaarlozing . De vermindering van de gezondheid, zoals cognitieve achteruitgang en depressie, wordt als oorzaak gezien van het verwaarlozen. Verder blijkt dat onveilige hechting leidt tot een verhoogde mate van psychopathologie in het algemeen, en een risicofactor kan zijn voor het ontwikkelen van een verzamelstoornis .
Uit de grijze literatuur blijkt dat mogelijke oorzaken en risicofactoren van een vervuild huishouden zijn: een vasculaire cognitieve aandoening, ziekte van Alzheimer, fronto-temporale dementie, niet-aangeboren hersenletsel, middelenmisbruik (zoals alcohol en/of drugs en/of medicijnen), een psychiatrische aandoening en/of verstandelijke beperking en/of fysieke beperking. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn het verlies van een partner, verwaarlozing of mishandeling, rolpatroon. Het komt meer voor bij mannen en bij mensen die eerder een vervuild huishouden hebben gehad. Mogelijke oorzaken en risicofactoren voor zelfverwaarlozing zijn: een mannelijk geslacht, lage sociaaleconomische status, cognitieve en fysieke beperkingen, depressie, alleen wonen en een klein sociaal netwerk.
Referenties
- Yu, M., Gu, L., Shi, Y., & Wang, W. (2021). A systematic review of self-neglect and its risk factors among community-dwelling older adults. Aging & Mental Health, 25(12), 2179-2190.
- Chia, K., Pasalich, D. S., Fassnacht, D. B., Ali, K., Kyrios, M., Maclean, B., & Grisham, J. R. (2021). Interpersonal attachment, early family environment, and trauma in hoarding: A systematic review. Clinical psychology review, 90, 102096.
- Band-Winterstein, T. (2018). Nurses’ encounters with older adults engaged in self-neglectful behaviors in the community: a qualitative study. Journal of Applied Gerontology, 37(8), 965-989.