Ga terug

Deel via:

zorgverlener onderzoekt zorgverlener op signalen zorginfecties

Zorginfecties

januari 2022

Zorginfecties zijn een belangrijk probleem in de Nederlandse gezondheidszorg. Als verpleegkundige, verzorgende of verpleegkundig specialist heb jij een heel belangrijke rol in het voorkomen en signaleren van zorginfecties. De richtlijn ‘Signalering en preventie van zorginfecties’ helpt jou hierbij. De richtlijn is toe te passen in alle zorgomgevingen: van ziekenhuizen, intramurale ouderenzorg en GGZ tot gehandicaptenzorg en in de wijk. Hieronder vind je een samenvatting van de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn.

    Samenvatting

    Nieuw

    Over zorginfecties

    Een zorginfectie is een infectie die een zorgvrager krijgt terwijl hij of zij zorg ontvangt. Dit kan in een ziekenhuis zijn of in de intramurale ouderenzorg. Maar ook in de GGZ- en gehandicaptenzorg of in de wijk.

    Zorginfecties zijn een belangrijk probleem in de Nederlandse gezondheidszorg. Ze hebben een nadelige invloed op de gezondheid van zorgvragers. Ook leiden zorginfecties tot extra zorgkosten en behandelingen. Zoals antibioticakuren, operaties, langere opnames en (her)opnames.

    De meest voorkomende zorginfecties zijn:

    • wondinfecties na een operatie
    • urineweginfecties
    • sepsis (bloedvergiftiging) / bacteriëmie (bacteriën in de bloedbaan)
    • huidinfecties
    • lage-luchtweginfecties (longontsteking)
    Jouw rol

    Je hebt als verpleegkundige, verzorgende of verpleegkundig specialist een belangrijke rol in het voorkomen en signaleren van zorginfecties. Je hebt namelijk intensief en vaak voor langere tijd contact met zorgvragers. Realiseer je daarbij ook dat jij zelf een bron van infectie kunt zijn voor een zorgvrager.

    Deze richtlijn is een basisrichtlijn

    Deze richtlijn ‘Signalering en preventie van zorginfecties’ biedt alleen basisaanbevelingen. Het doel van deze richtlijn is om de kwaliteit en de veiligheid van de zorg voor zorgvragers in alle zorgomgevingen te verbeteren. Voor bepaalde ziektes, groepen zorgvragers of (invasieve) handelingen kunnen extra aanbevelingen gelden. Bijvoorbeeld als je te maken hebt met een zorgvrager met een infectieziekte. Dan vind je de extra maatregelen om de verspreiding van de infectieziekte te voorkomen in de richtlijn van die infectieziekte. Ook voor bijvoorbeeld neonaten of het uitvoeren van (invasieve) behandelingen gelden aanvullende aanbevelingen.

    Samenhang met multidisciplinaire richtlijnen

    De richtlijn ‘Signalering en preventie van zorginfecties’ staat niet op zichzelf. De inhoud van deze richtlijn moet afgestemd zijn op andere landelijk geldende richtlijnen. Zoals de richtlijnen van de WIP (Werkgroep Infectie Preventie), de LCI (Landelijk Coördinatie Infectieziektebestrijding) en het SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie).

    Signaleren van (het risico op) zorginfecties

    Risicofactoren

    Een algemene methode of een algemeen instrument om zorgvragers met een verhoogd risico op zorginfecties op te sporen bestaat niet.

    In de infographic ‘Signaleren van zorginfecties’ vind je de risicofactoren waar je op moet letten om zorgvragers met een (verhoogd) risico te signaleren. Deze risicofactoren voor de ontwikkeling van een zorginfectie hebben te maken met kenmerken van de zorgvrager, de therapie die hij of zij krijgt en zijn of haar omgeving. Daarnaast hebben ook te vroeg geboren kinderen, pasgeborenen en zorgvragers ouder dan 70 jaar een groter risico om een zorginfectie te krijgen.

    250707_Zorginfecties_visual_1_digitaal - signaleren van zorginfecties
    Paarse pijl
    Paarse pijl

    Zie uitgangsvraag 1 van de richtlijn voor meer informatie over de risicofactoren voor zorginfecties. 

    Algemene symptomen

    Er bestaat geen methode of instrument om signalen te herkennen die wijzen op een zorginfectie.

    Wees daarom alert op de onderstaande algemene symptomen die passen bij een zorginfectie. Ze worden per vitale parameter beschreven:

    longen - algemene symptomen

    Ademhaling

    Ademt de zorgvrager snel (meer dan 30 ademhalingen per minuut) en/of is hij of zij kortademig? Heeft de zorgvrager een onregelmatige en/of piepende ademhaling? Heeft hij of zij apneu (tijdelijke onderbreking van de ademhaling)?

    hart - hartslag - algemene symptomen

    Hartslag

    Heeft de zorgvrager een snelle hartslag (meer dan 100 slagen per minuut)? Of een trage hartslag (minder dan 40 slagen per minuut)?

    bloeddruk meten - algemene symptomen

    Bloeddruk

    Is de systolische bloeddruk (bovendruk) van de zorgvrager minder dan 100 mmHg of meer dan 160 mmHg?

    verwarde, delirante man

    Bewustzijn

    Is de zorgvrager suf, verward en/of delirant?

    temperatuur meten in oor

    Temperatuur

    Heeft de zorgvrager een verhoogde lichaamstemperatuur (lichaamstemperatuur meer dan 37,5 °C), koude rillingen en/of hypothermie/onderkoeling (lichaamstemperatuur minder dan 36 °C). Zweet hij of zij te veel?

    Specifieke symptomen

    Wees ook alert op de onderstaande specifieke symptomen die passen bij een zorginfectie:

    KNO-luchtwegen

    Heeft de zorgvrager keelpijn, een loopneus, een piepende ademhaling en/of oorpijn? Hoest hij of zij? Is de zorgvrager kortademig? Heeft hij of zij dik geel/groen sputum (slijm vermengd met speeksel dat opgehoest wordt vanuit de luchtwegen)?

    Maag-darm

    Heeft de zorgvrager diarree, winderigheid en/of buikkrampen? Braakt de zorgvrager? Is hij of zij misselijk?

    Urineweg

    Is de zorgvrager incontinent? Moet hij of zij veel meer en/of vaker plassen? Plast de zorgvrager kleine beetjes en/of heeft hij of zij pijn bij het plassen, buikpijn en/of lagerugpijn?

    Huid en weke delen

    Is de huid rood en/of warm? Is er sprake van (toename) van pijn, zwelling en/of wijken van wondranden, openspringen van hechtingen, necrose (afsterven van lichaamsweefsel), pus?

    Sepsis

    Zijn algemene symptomen van een infectie zeer duidelijk aanwezig en ziet de zorgvrager er erg ziek uit?

    Alarmsignalen

    Neem contact op met een arts of handel volgens het protocol van jouw organisatie bij de volgende alarmsignalen:

    • verhoogde lichaamstemperatuur (meer dan 37,5 °C)
    • koude rillingen
    • te veel zweten
    • gedaald bewustzijn
    • huidverkleuring
    • verminderde urineproductie
    • pijn
    • gestoorde vitale parameters: bewustzijn, ademhaling, hartslag, bloeddruk, temperatuur
    Algemeen LetOp Water
    Algemeen LetOp Water
    Let op
    • Een infectie kan zich ook uiten zonder verhoogde lichaamstemperatuur.
    • Sommige aandoeningen (bijv. granulocytopenie) en het gebruik van medicatie (bijv. antibiotica en paracetamol) kunnen de signalen van een infectie onderdrukken.
    Paarse pijl
    Paarse pijl

    Zie uitgangsvraag 2 van de richtlijn voor meer informatie over symptomen die passen bij een zorginfectie.

    Preventie van zorginfecties

    zorgverlener met preventie middelen zorginfecties

    Hieronder vind je een overzicht van basis-infectiepreventiemaatregelen om jouw belangrijke rol in zorginfectiepreventie goed uit te kunnen voeren. Basis-infectiepreventiemaatregelen zijn maatregelen die ten minste toegepast moeten worden bij alle zorgvragers in alle zorgomgevingen. Ze zijn bedoeld om de verspreiding van de veroorzakers van zorginfecties, en daarmee ook volgende zorginfecties, te voorkomen. Het maakt dus niet uit of er al een infectie vermoed of bevestigd is: deze maatregelen gelden altijd.

    De basis-infectiepreventiemaatregelen zijn ingedeeld in de volgende 5 categorieën:

    Handhygiëne

    Handhygiëne is het desinfecteren van de handen met desinfectans of het wassen van de handen met water en zeep. Gebruik van desinfectans heeft de voorkeur.

    Gebruik handdesinfectans als je handen niet-zichtbaar vuil zijn.

    Was je handen met water en zeep:

    • als ze zichtbaar vuil zijn
    • als ze plakkering aanvoelen
    • nadat je naar het toilet bent geweest
    • nadat je je neus gesnoten hebt
    • nadat je in je handen gehoest hebt

    Pas handhygiëne toe op de volgende 5 momenten:

    1. Voordat je lichamelijk contact hebt met de zorgvrager.
    2. Voordat je een schone of aseptische handeling doet bij de zorgvrager.
    3. Nadat je (mogelijk) contact hebt gehad met lichaamsmaterialen en lichaamsvloeistoffen van de zorgvrager.
    4. Nadat je lichamelijk contact hebt gehad met de zorgvrager.
    5. Nadat je contact hebt gehad met de omgeving van de zorgvrager.
    Paarse pijl
    Paarse pijl

    Zie uitgangsvraag 3 van de richtlijn voor uitleg over hoe je je handen wast of desinfecteert. 

    Persoonlijke hygiëne

    Pas de volgende maatregelen toe:

    Nagels

    Houd je vingernagels kort en schoon en draag geen nagellak of kunstnagels.

    Haar en gezicht

    Draag lang haar vast of opgestoken en/of zorg dat je baard en snor niet in contact komen met je werkkleding en -omgeving. Raak je eigen gezicht en/of haar zo min mogelijk aan.

    Mobiele communicatieapparatuur

    Gebruik geen mobiele
    communicatieapparatuur als je bezig bent met de zorgvrager. Is dit wel
    noodzakelijk? Lees dan in
    uitgangsvraag 3 van de richtlijn hoe je dit doet.

    Hoest-, snuit- en toilethygiëne

    Gebruik wegwerpzakdoekjes en gooi deze direct na gebruik weg. Was na hoesten, snuiten en toiletbezoek je handen. Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een mondmasker als je zelf bron van infectie zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld in geval van griep, keelpijn of verkoudheid.

    Sieraden

    Draag geen sieraden en horloges aan handen en polsen. En ook geen lange oorbellen of kettingen die in contact kunnen komen met je werkomgeving.

    Schoeisel

    Draag schone schoenen die je goed kunt reinigen. Maak schoenen meteen schoon als ze vuil zijn of als er lichaamsmateriaal op zit. Hoe je dit doet, lees je in uitgangsvraag
    3 van de richtlijn.

    Werk- en dienstkleding

    Zorg voor schone werk- of dienstkleding en verschoon deze meteen als de kleding zichtbaar vuil is.

    Eten en drinken

    Eet en drink zelf niet als je met zorgvragers of materiaal van zorgvragers werkt. Pas handhygiëne toe voordat en nadat je eet of drinkt. Pas ook handhygiëne toe voor je medicijnen en eten klaarmaakt of de zorgvrager helpt met de maaltijd.

    Persoonlijke beschermingsmiddelen

    Gebruik als het nodig is persoonlijke beschermingsmiddelen. Bijvoorbeeld handschoenen, kleding (zoals een schort), een chirurgisch mondmasker type IIR en oogbescherming. Zie uitgangsvraag 3 van de richtlijn voor uitleg over wanneer en hoe je persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    Veilig gebruik van naalden en scherpe voorwerpen

    Gebruik een veilig naaldsysteem (volgens Arbowet-artikel 4.97) en een naaldcontainer met UN-keurmerk voor naalden en andere scherpe voorwerpen. Vul de naaldcontainer niet voorbij de vullijn en druk de inhoud niet aan. Zie uitgangsvraag 3 van de richtlijn voor verdere uitleg.

    Reiniging en desinfectie van zorgomgeving en materialen

    Een schone zorgomgeving is een voorwaarde om hygiënisch te kunnen werken. Lees in uitgangsvraag 3 van de richtlijn hoe je zorgt voor een schone werkomgeving en materialen.

    Paarse pijl

    Zie uitgangsvraag 3 van de richtlijn en SRI-richtlijnen voor meer uitleg en details over de basis-infectiepreventiemaatregelen. 

    Betrekken van zorgvragers en hun naasten

    Betrek zorgvrager en hun naasten bij infectiepreventie:

    • Informeer zorgvragers en hun naasten over wat zij zelf kunnen doen om een infectie te voorkomen. Leg ook uit waarom deze maatregelen belangrijk zijn. Doe dit het liefst mondeling en wijs de zorgvrager op de patiënteninformatie of geef deze op papier mee.
    • Sluit in je communicatie aan bij het kennisniveau en de mogelijkheden van de zorgvrager en zijn of haar naasten, zodat de informatie voor iedereen duidelijk is.
    • Vraag zorgvragers heel duidelijk om zorgverleners erop te wijzen als zij zich niet houden aan de maatregelen om infectie te voorkomen. Zorg ervoor dat de zorgvrager zich vrij voelt om dit te (durven) doen.
    • Geef als zorgverlener het goede voorbeeld: pas de juiste maatregelen om infectie te voorkomen steeds toe.