Gebruik passende gespreksvoering die aansluit bij de cliënt en naasten. Sta open voor de ervaring van de cliënt en zijn behoeften. Gebruik indien nodig passende communicatiehulpmiddelen om de cliënt niet overweldigd te laten raken. Geef informatie, motiveer de cliënt indien nodig, houd rekening met eventuele comorbiditeit en de stemming van de cliënt en naasten en de context waar zij zich in bevinden. Voor meer informatie over passende gespreksvoering verwijst de werkgroep naar het hoofdstuk Gesprekshulpmiddelen bij evaluatie van zelfmanagementondersteuning.